In 1908 verwierf België de souvereiniteit over de voormalige Congo Vrijstaat, die particulier bezit van koning Leopold II was geweest. De nieuwe kolonie kreeg een soort grondwet, het Koloniale Charter. Artikel 3 daarvan bepaalde dat er in Belgisch-Congo taalvrijheid heerste, maar ook dat de Belgen er dezelfde taalrechten en -bescherming zouden genieten als in het moederland. Uiterlijk tegen 1913 moesten speciale decreten de taalregeling in rechtszaken en in de administratie vastleggen. Die afspraak werd niet gehonoreerd. De decreten kwamen er niet en de kolonie werd in de praktijk exclusief Franstalig. Een klein aantal Vlaamse koloniale ambtenaren verzette zich daar tegen en boekte ook beperkte successen, op plaatselijk niveau. Een doorbraak kwam er pas in de nadagen van de kolonie, toen een Vlaams magistraat, Jozef Grootaert, het recht opeiste om in het Nederlands te vonnissen. Pas na een lang en bitter gevecht, uitgevochten tot op regeringsniveau en mee gekleurd door allerlei persoonlijke motieven, werd uiteindelijk in 1956, meer dan veertig jaar later dan afgesproken, een decreet over het gebruik van de talen bij het koloniale gerecht goedgekeurd. Over een decreet i.v.m. bestuurzaken raakte men het niet meer eens voor de onafhankelijkheid van de kolonie in 1960. In het onafhankelijke Congo was er voor het Nederlands geen (officiële) plaats.________The Case of Judge Grootaert and the struggle for Dutch in the Belgian CongoIn 1908 Belgium acquired the sovereignty over the former Congo Free State, which had been the private property of king Leopold II. The new colony was granted a kind of constitution, the Colonial Charter. Article 3 of this charter provided not only that there would be freedom of language in the Belgian Congo, but also that the Belgians in that country would enjoy the same rights and protection of their language as they had in their motherland. The language regulation for court cases and the administration was to be laid down in special decrees by 1913 at the latest. That agreement was not honoured. The decrees failed to be drawn up and in practice the colony became exclusively French speaking. A small number of Flemish colonial officials resisted against this situation and in fact obtained some limited successes on a local level. A breakthrough finally occurred in the latter years of the colony, when a Flemish magistrate, Jozef Grootaert claimed the right to pronounce judgement in Dutch. Only after a long and bitter struggle that was fought out until the bitter end on a governmental level and that was also characterized by all kinds of personal motives, a decree about the use of languages at the colonial court was finally approved in 1956, more than forty years after it had been agreed. It proved to be no longer possible to reach agreement about a decree concerning administrative matters before the independence of the colony in 1960. In the independent Congo Republic no (official) role was reserved for Dutch.