It's the demography, stupid!

2020 ◽  
Vol 36 (2) ◽  
Author(s):  
Karel Neels ◽  
Julie Maes ◽  
Naomi Biegel ◽  
Jonas Wood
Keyword(s):  

De arbeidsmarkt in Vlaanderen werd de voorbije jaren gekenmerkt door een historische daling van het werkloosheidscijfer – tot 2,9% in het vierde kwartaal van 2019 – en een dienovereenkomstige toename van de arbeidsmarktkrapte (STATBEL, 2020; WSE, 2019). Ook nationaal bereikte het werkloosheidscijfer in 2019 zijn laagste peil sinds 1975 (figuur 1a). Het toenemende onevenwicht tussen vraag en aanbod leek condities te creëren die de komende jaren zouden kunnen leiden tot een langverwachte inhaalbeweging van groepen die tot dan toe werden gekenmerkt door een minder gunstige arbeidsmarktpositie, waaronder mannen – maar vooral vrouwen – met een migratieachtergrond. Het uitbreken van een pandemie in het voorjaar van 2020 lijkt dat toekomstperspectief van de ene dag op de andere op losse schroeven te hebben gezet. Een forse krimp van het bbp lijkt in 2020 onafwendbaar, en ook de vrees voor een langdurige economische recessie neemt toe (Gopinath, 2020; NBB, 2020). De discussie over arbeidsmarktkrapte heeft plaatsgemaakt voor bespiegelingen over de huidige piek in tijdelijke werkloosheid, en de mate waarin die zich op termijn zal vertalen naar stijgende werkloosheidscijfers. De gedifferentieerde impact van eerdere recessies suggereert dat ook ditmaal een toename van de werkloosheid zich disproportioneel zal laten voelen in de positie van arbeidsmarktintreders, 50-plussers, personen met een migratieachtergrond en personen met een beperking.

2018 ◽  
Vol 34 (4) ◽  
Author(s):  
Lucille Mattijssen ◽  
Dimitris Pavlopoulos ◽  
Wendy Smits
Keyword(s):  

In dit artikel gebruiken we multichannel sequentieanalyse om de loopbanen van flexwerkers in Nederland te typeren naar de mate van werk- en inkomenszekerheid. We onderzoeken vervolgens in welke mate deze loopbaantypologie tot andere conclusies leidt over de mate waarin flexibele banen een 'opstap' of een 'val' zijn dan wanneer alleen wordt gekeken naar transities op een bepaald moment in de loopbaan en er bovendien geen rekening wordt gehouden met de inkomensontwikkeling. Op basis van transitiecijfers zou kunnen worden geconcludeerd dat 50% van de werknemers die beginnen in een flexibele baan een opstap-carrière heeft omdat ze een eerste transitie naar een vaste baan maken, terwijl 43% uitstroomt naar werkloosheid en dus een val-carrière heeft. De resultaten op basis van de multichannel sequentie-analyse laten een genuanceerder beeld zien: 27% van de loopbanen wordt gekenmerkt door een hoge werk- en inkomenszekerheid en kan dus als 'opstap' worden gezien, 44% heeft te maken met een lage werk- en inkomenszekerheid en kan worden getypeerd als 'val'. Daarnaast combineert 13% van de loopbanen een hoge werkzekerheid met een lage inkomenszekerheid en 4% een lage werkzekerheid met een hoge inkomenszekerheid. Deze resultaten laten zien dat transitiecijfers onvoldoende inzicht geven in de loopbaan van flexwerkers.


2010 ◽  
Vol 26 (3) ◽  
pp. 40-44
Author(s):  
Peter C.J. Druijven
Keyword(s):  

De urbane samenleving in China wordt behalve door groei gekenmerkt door differentiatie op velerlei gebied: politiek, demograsch, sociaal-economisch en cultureel. Het lijkt of de Chinese metropolen steeds meer kenmerken gaan vertonen van andere wereldsteden, en dat er sprake zou zijn van een toenemende convergentie. Maar is die schijn ook werkelijkheid?


2007 ◽  
Vol 23 (2) ◽  
Author(s):  
Mark Elchardus ◽  
Wendy Smits
Keyword(s):  
Du Bois ◽  

Heel wat auteurs beweren dat de relatie tot het werk veranderd is en dat ten gevolge daarvan de loopbaanmodellen en loopbaanperspectieven van jonge mensen zich eveneens hebben gewijzigd. De traditionele, lineaire loopbaan, waarin iemand tijdens zijn actieve leven, in het ideale geval, één job uitoefent of ten minste eenzelfde carrièrepad volgt in dezelfde tewerkstellingsector of zelfs bij dezelfde werkgever, zou nagenoeg verdwenen zijn of alleszins zeldzaam geworden (Beck, 2000; Castells, 1996; Du Bois-Reymond et al., 2001; Hesselink & Van Vuuren, 1999; Hyman, 2004; Te Poel, 1999). Het dimmen van de lineaire loopbaan wordt in verband gebracht met een culturele ontwikkeling, meer bepaald een verandering in de opvatting over zelf en werk. Jonge mensen zouden groei nu in de eerste plaats in verband brengen met zelfverwezenlijking, eerder dan met verwezenlijking in het werk of in het gezinsleven (Du Bois-Reymond et al., 2001; Honneth, 2004a, 2004b). Verwezenlijking in werk en gezin zouden daarentegen slechts als zinvol worden beleefd als zij bijdragen tot zelfverwezenlijking. Precies daarom verwachten verschillende auteurs dat jonge mensen afwijzend staan ten opzichte van langetermijnloopbaanengagementen (bijvoorbeeld Laskawy, 2005). Zij verwachten daarom dat het lineaire loopbaanmodel minstens ten dele wordt vervangen door een meer flexibele, 'spiraalvormige' loopbaan, gekenmerkt door frequente wissels van jobs, carrièrepaden, werkgevers en tewerkstellingsectoren (Brousseau & Driver, 1998; Larsson et al., 2001).


2013 ◽  
Vol 3 (3) ◽  
pp. 1-66
Author(s):  
Inge Pasteels ◽  
Dimitri Mortelmans

In deze bijdrage wordt het herpartneren na een scheiding uit een eerste huwelijk beschreven. Met gegevens van “Scheiding in Vlaanderen” verzameld bij 1192 mannen en 1448 vrouwen gescheiden tussen 1981 en 2005, wordt vooreerst de timing van het herpartneren alsook de leefvorm waarvoor men kiest in postmaritale relaties, bestudeerd. We onderscheiden LAT‐relaties, ongehuwd samenwoonrelaties en tweede huwelijken. Daarna wordt de huidige partnerstatus van gescheidenen anno 2010 in kaart gebracht. Ten derde komt de mate waarin partners uit eerste huwelijken of postmaritale relaties gelijkend zijn aan bod. Vervolgens wordt de stabiliteit van LAT‐relaties of ongehuwde samenwoonrelaties na een eerste huwelijk bestudeerd. Een beschrijving van postmaritale relatietrajecten met aandacht voor relatierang en relatietype rondt deze bijdrage af. Alle analyses worden apart uitgevoerd voor mannen en vrouwen van verschillende scheidingscohorten. Abstract : Using surveydata of “Divorce in Flanders” for 1192 men and 1448 women, divorced between 1981 and 2005, we explore repartnering after a first divorce. Firstly, prevalence and timing of repartnering are examined. LAT‐relationships, unmarried cohabitation and remarriage are considered as different types of repartnering. Secondly, the current partner status for divorcees in 2010 is described. Homogamy in first marriages and in higher order relationships is the third topic in this article. At last, stability of postmarital relationships and partnership trajectories are explored. Data are analyzed using a cohort perspective and a gender perspective.


2016 ◽  
Vol 29 (4) ◽  
Author(s):  
Bart de Vries ◽  
Annebel H.B. de Hoogh ◽  
Carsten K.W. de Dreu
Keyword(s):  
Big Five ◽  

Dit artikel gaat in op de relatie tussen de Big Five-persoonlijkheidstrek Vriendelijkheid en het autocratisch en participatief leiderschapsgedrag en de effectiviteit van burgemeesters tijdens crises. Op basis van de trekactivatietheorie werd verwacht dat de relatie tussen de vriendelijkheid van een burgemeester en (de effectiviteit van) diens autocratisch en participatief leiderschapsgedrag afhankelijk is van de mate waarin een crisis gekenmerkt wordt door tijdsdruk en ambiguïteit. Verwachtingen zijn getoetst in 68 openbare-orde- en veiligheidscrises. De mate van vriendelijkheid bleek tijdens crises via autocratisch leiderschapsgedrag negatief gerelateerd aan de leiderschapseffectiviteit van de burgemeester. Onder lage (hoge) tijdsdruk bleek verder dat vriendelijkheid positief (negatief) gerelateerd was aan leiderschapseffectiviteit via participatief leiderschapsgedrag. De mate van ambiguïteit bleek alleen van invloed op de relatie tussen autocratisch leiderschapsgedrag en de effectiviteit van de burgemeester als leider. Autocratisch leiderschapsgedrag van de burgemeester was positief gerelateerd aan diens leiderschapseffectiviteit en deze relatie werd sterker bij toenemende ambiguïteit. We besluiten met implicaties voor leiderschapstheorie en crisisbeheersing.


2008 ◽  
Vol 82 (3) ◽  
pp. 108-117
Author(s):  
S. J. Maijoor ◽  
J. F. M. Pouw
Keyword(s):  

In het najaar van 2006 is het onafhankelijk extern toezicht van kracht geworden op accountantsorganisaties. Dit toezicht is tot nu toe voornamelijk nationaal georiënteerd en houdt bijvoorbeeld nog geen rekening met de accountantscontroles van buitenlandse ondernemingen genoteerd in Nederland. Wetgeving is aanstaande waarin ook de internationale kant van het toezicht op accountantsorganisaties wordt vormgegeven. Belangrijke onderwerpen daarbij zijn de afbakening van taken tussen toezichthouders, de mate waarin toezichthouders op elkaar kunnen steunen en de onderlinge informatie-uitwisseling. Deze nieuwe wetgeving komt, net zoals de reeds in 2006 van kracht geworden Wta, voort uit de achtste EU-richtlijn die reeds op hoofdlijnen rekening heeft gehouden met de grensoverschrijdende kant van het toezicht. Op wereldwijd niveau is de wederzijdse erkenning van toezicht een belangrijk vraagstuk en vooral de mate waarin de PCAOB zal steunen op EU-toezichthouders en vice versa. Dit artikel geeft in het eerste deel een overzicht van de stand van zaken van het in 2006 van kracht geworden toezicht: het betreft hier zowel het proces van vergunningverlening als het doorlopende toezicht. Het tweede deel van het artikel betreft de internationale kant van het toezicht. Daarbij komt aan de orde hoe dit geregeld zal worden in de Nederlandse wetgeving en op welke wijze nadere regelgeving op Europees niveau tot stand komt. Ook wordt kort stil gestaan bij de relatie tussen Europese toezichthouders en de PCAOB.


2018 ◽  
Vol 34 (3) ◽  
Author(s):  
Bram Fleuren

Mensen leven langer. Dat is alleszins goed te noemen, maar het heeft ook verregaande implicaties voor de zorgsystemen in (voormalige?) verzorgingsstaten als België en Nederland. Zo nemen de vraag naar zorg, de prevalentie van psychosociale problematiek en chronische ziekten en multimorbiditeit toe. Tegelijkertijd neemt het aantal werkenden per gepensioneerde af en wordt werken in de zorg complexer. Kunnen we tegen deze achtergrond in de komende decennia wel onbezorgd blijven rekenen op een zorgsysteem met betere of gelijkblijvende gebruikswaarde? Of, beter gezegd, hoe kunnen we duurzame zorg realiseren? Voor de beantwoording van dit fundamentele (arbeids)vraagstuk wordt nogal eens gegrepen naar integratie van de verschillende componenten in het zorgsysteem. Echter, de mate waarin de boodschap van integratie nu echt bezorgd is, laat volgens Van Hootegem en Dessers (2017) te wensen over. Om geïntegreerde zorg (in Vlaanderen) realiseerbaarder te maken bespreken zij, vergezeld door een twintigtal auteurs, in tien hoofdstukken aangrijpingspunten voor verbetering. Een waardevolle en interessante exercitie, maar staat de zorgprofessional eigenlijk wel écht op de adressenlijst?


2008 ◽  
Vol 24 (4) ◽  
Author(s):  
Martijn van Velzen
Keyword(s):  
De Man ◽  

Lang voordat supermarktketen Albert Heijn zijn klanten probeerde te binden met 'wuppies', 'welpies' en andere in China vervaardigde parafernalia met een hoge aaibaarheidsfactor, stond levensmiddelenwinkel De Gruyter bekend om het 'snoepje van de week': een klein cadeautje voor kinderen, dat wekelijks varieerde. Het is verleidelijk om dit zoethoudertje als metafoor te zien voor het flexicurity-debat dat op (supra)nationaal niveau gevoerd wordt in Europa (zie ook de bijdrage van Wilthagen & Bekker in dit nummer). Werkgevers, werknemers en overheden zoeken een modus, of vehikel, om een balans te realiseren tussen de behoefte van bedrijven aan flexibiliteit en de wens van werknemers om (een nieuw soort) zekerheden te krijgen. 'Flexicurity' is hier het toverwoord: als begrip in Nederland gemunt ter duiding van de invoering van de Wet flexibiliteit en zekerheid en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI), is het met terugwerkende kracht door Deense onderzoekers en beleidsmakers geplakt op actieve en passieve arbeidsmarktmaatregelen die in Denemarken succesvol gecombineerd worden met het ontbreken van een wettelijke ontslagbescherming. Het Deense arbeidsmarktsucces wordt door veel EU-lidstaten aangegrepen om leentjebuur te spelen bij de Denen. Zo probeerde de Franse premier De Villepin in 2006 het 'contrat première embauche' aan de man te brengen als 'flexicurity-maatregel'. In Nederland had oud-minister De Geus voornamelijk oren naar de geringe mate waarin Deense werknemers tegen ontslag beschermd zijn, zonder oog te hebben voor de noodzaak van een activerende component én een hoog uitkeringsniveau bij werkloosheid. Bij andere pogingen om centraal de voorwaarden te creëren opdat decentraal een balans gerealiseerd wordt tussen werknemerzekerheden en organisatieflexibiliteit, wordt zoveel water bij de wijn gedaan dat er per saldo geen keuzes gemaakt worden. In de arena van politiek en beleid worden partijen met deze status-quo zoet gehouden onder het mom van 'flexicurity'.


2017 ◽  
Vol 45 (3) ◽  
Author(s):  
Dr. Sara De Vuyst

Samenvatting Dit artikel onderzoekt het journalistieke veld vanuit een genderperspectief. Aan de hand van surveyonderzoek en diepte-interviews wordt een antwoord geformuleerd op drie onderzoeksvragen: (1) In welke mate wordt de Belgische journalistiek gekenmerkt door traditionele genderbreuklijnen? (2) In welke mate zijn traditionele genderbreuklijnen geëvolueerd in een snel veranderde Vlaamse journalistieke werkomgeving? (3) In welke mate heeft digitalisering gezorgd voor het ontstaan van nieuwe genderbreuklijnen?


2011 ◽  
Vol 39 (3) ◽  
Author(s):  
Connie De Boer

Dit nummer van het Tijdschrift voor Communicatiewetenschap bevat zes artikelen van communicatiewetenschappers uit Vlaanderen en Nederland.In het eerste artikel ‘Krantenberichtgeving over het rookverbod in de horeca: een inhoudsanalyse’ tonen Gera Nagelhout, Bas van den Putte, Hein de Vries en Marc Willemsen aan dat de krantenberichtgeving meer gericht is op de economische aspecten en het verzet dan op de gezondheidsaspecten van het rookverbod in de horeca. De inhoudsanalyse is uitgevoerd op artikelen over dit onderwerp die in de periode van maart 2008 tot en met april 2009 zijn verschenen in verschillende landelijke en regionale dagbladen in Nederland.Cédric Courtois, Steve Paulussen, Peter Mechant en Lieven De Marez hebben een survey uitgevoerd onder 1725 Vlaamse jongeren van 12 tot 18 jaar en een kwalitatief vervolgonderzoek onder een klein deel van deze respondenten. Zij wilden nagaan met welke communicatietechnologieën jongeren communiceren en met wie. In het artikel ‘Het techno-subsysteem van de Vlaamse tiener: keuzes van jongeren in hun gebruik van communicatietechnologieën’ beschrijven zij de belangrijke rol van de verschillende technologieën zoals sms en e-mail in de interpersoonlijke communicatie van jongeren.Het derde artikel ‘Handen wassen na het plassen. Jong geleerd, oud gedaan?’, geschreven door Maartje de Kort en Aart Velthuijsen, laat zien hoe goed gewoontegedrag kan worden bevorderd. In twee studies is nagegaan welke communicatieboodschap (via informatieve of normatieve beïnvloeding dan wel met een injunctieve of descriptieve norm) het handenwasgedrag na toiletbezoek bevordert. In de experimenten is de afhankelijke variabele, het handenwasgedrag, door middel van observaties in een openbare toiletruimte gemeten.Michaël Opgenhaffen, Leen d’Haenens en Maarten Corten schetsen in ‘Journalistiek in Vlaanderen: afstemming tussen praktijk, opleiding, en onderzoek’ een beeld van de journalistieke praktijk, de opleidingen en het onderzoek in de journalistiek in Vlaanderen. Zij bouwen hiermee voort op de studie van Kees Brants en Peter Vasterman (vorig jaar gepubliceerd in nummer 3 van het Tijdschrift voor Communicatiewetenschap) waarin het Nederlandse onderzoek in het vakgebied van ‘journalism studies’ werd geïnventariseerd.In ‘De invloed van geïdealiseerde mediabeelden op het zelfbeeld van jonge meisjes: het positieve effect van mediabewustzijn’ kijken Frederieke van der Deen, Saskia Schwinghammer en Kirsten Verkooijen naar de invloed van geïdealiseerde, extreem aantrekkelijke modellen in reclameadvertenties op zelfevaluaties van de eigen fysieke aantrekkelijkheid. Uit de resultaten van hun onderzoek blijkt dat als meisjes zich bewust zijn van de manipulatiemogelijkheden van de media dit bescherming biedt tegen negatieve effecten van blootstelling aan geïdealiseerde modellen.Het zesde en laatste artikel in dit nummer is van de hand van Luuk Lagerwerf, Marjolein Schurink en Dirk Oegema. In ‘Subjectiviteit als taalgebruik in dagbladen en nieuwsweblogs’ presenteren zij de resultaten van een taalkundige inhoudsanalyse. Zij concluderen dat nieuwsweblogs sterker worden geschreven vanuit het schrijversperspectief en dat subjectiviteit in de journalistiek vooral een kwestie is van stijl.Uit dit overzicht blijkt dat de inhoud van dit nummer wordt gekenmerkt door een grote variatie aan onderwerpen en een grote diversiteit aan gebruikte onderzoeksmethoden, achtereenvolgens een inhoudsanalyse van krantenberichtgeving, een vragenlijstonderzoek onder jongeren met een kwalitatief vervolgonderzoek, experimenten met observaties van het gedrag, een survey onder journalisten en interviews met experts, een experiment met vragenlijsten, en een taalkundige inhoudsanalyse.Tot slot brengen we u graag op de hoogte van de samenwerking die het Tijdschrift voor Communicatiewetenschap heeft opgezet met de recent opgerichte Netherlands – Flanders Communication Association (NeFCA, <http://www.nefca.eu>). NeFCA heeft tot doel een gemeenschap van communicatiewetenschappers uit Vlaanderen en Nederland te creëren. NeFCA wil dit doen door het opzetten van seminaries voor PhD- en senioronderzoekers, het uitwerken van een juniornetwerk, de uitgave van een nieuwsbrief, en talrijke andere initiatieven die communicatiewetenschappers uit Nederland en Vlaanderen samenbrengen en hoogwaardig onderzoek stimuleren. Daarnaast neemt zij van NESCoR het hoederecht over van het Etmaal van de Communicatiewetenschap. NeFCA-leden genieten trouwens verminderde inschrijvingskosten voor het Etmaal. Om ook de banden met het enige Nederlandstalige ISI-gerankte tijdschrift op te zetten, is in het NeFCA-lidgeld de elektronische toegang tot het Tijdschrift voor Communicatiewetenschap voorzien. Op deze manier wensen NeFCA, het Etmaal, en het Tijdschrift voor Communicatiewetenschap samen te werken aan de kwaliteit en uitstraling van het communicatiewetenschappelijk onderzoek in Nederland en Vlaanderen.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document